ECG-Clopedia
ECG-Clopedia
AV-knoop afhankelijke tachycardieën
AV-knoop afhankelijke tachycardieën
Bij een AV-knoop afhankelijke tachycardie speelt de AV-knoop een cruciale rol in het tot stand houden van de tachycardie. Er is namelijk een grote kans dat de tachycardie stop wanneer de AV-knoop geremd of geblokkeerd wordt. Het gevolg hiervan is dat de tachycardie stopt.
AV-knoop afhankelijke tachycardieën
Ÿ
Ÿ
Ÿ
Ÿ
Ÿ
AV-nodale re-entry tachycardie(AVNRT)
Is een cirkeltachycardie(circus movement) binnen de AV-knoop gebruik makend van:
twee geleidingsbanen(dual AV-nodal pathways): de α-baan en β-baande:
Ÿ
α-baan: korte refractaire periode, trage geleiding;
Ÿ
β-baan: lange refractaire periode, snelle geleiding.
ECG-kenmerken: zie figuur 1,
ECG 1: voorbeeld van een typische AVNRT: een negatieve P-top vlak achter QRS-complex in II, III, aVF. Een positieve smalle P-top achter het QRS complex in aVR en aVL en V
1. Er bestaat een lichte verbreding van het QRS-complex, maar er is geen abnormale asdraaiing en er is een smalle r-top in V1 en een snelle afgang van de S-top in V1 en V2.
ECG 2: na conversie;
ECG 1: AVNRT met snelle retrograde geleiding. Positieve P-top in aVL, aVR en V
1 vlak achter het QRS-complex. Een negatieve P-top is herkenbaar in II, III en aVF.
ECG 2a: na conversie.
Ÿ
SR over β-baan met norm.PQ-tijd(lange refrac. periode, snelle geleiding);
Ÿ
PAC over α-baan met lange PQ(korte refrac. periode, trage geleiding);
Ÿ
retrograde geleiding over β-baan(is nu weer refrac. met snelle geleiding) en blokkering over α-baan veroorzaakt een echo beat. P-top neg. in II, verborgen in QRS of vlak achter QRS;
Ÿ
indien geen antegrade blokkering over de α-baan, dan opnieuw weer een QRS. Blijft geleiding retrogr. en antegr. bestaan, resultaat, een AVNRT met neg. P in of vlak achter QRS.
Ÿ
P-top:
Ÿ
door ligging in het midden en inferior van AV-knoop:
Ÿ
isodifasisch in I(loopt loodrecht op afl-as I);
Ÿ
positief in aVR en aVL(loopt in gelijke mate naar beide afleidingen toe);
Ÿ
smalle P doordat beide atria nu gelijktijdig worden ontladen.
Ÿ
door ligging inferior van AV-knoop:
Ÿ
neg. P in II, III en aVF.
Ÿ
door ligging posterior van AV-knoop:
Ÿ
pos. P in V1 (depolarisatie van achter naar voor).
We onderscheiden de volgende AVNRT
1.
typische: antegrade geleiding over trage pathway, retrograde geleiding over snelle pathway:
Ÿ
neg. P in of vlak achter QRS. Zie ECG 1
2.
a-typisch: antegrade geleiding over snelle pathway, retrograde geleiding over trage pathway:
Ÿ
neg. P duidelijk na QRS;
Ÿ
RP>PR.
Ÿ
QRS:
Ÿ
smal, behalve bij bestaand BTB of aberrantie(zie breed complex tachycardieën);
Ÿ
in V1 lijkt QRS-complex te passen bij inc. RBTB door pos. P vlak achter QRS-complex(bij een typische AVNRT)
Ÿ
freq. 120-240/min;
Ÿ
frog sign of kikkerfenomeen: pulsaties van de vena jugularis als gevolg van de contractie van de boezems tegen gesloten AV-kleppen.
AV-re-entry tachycardie(AVRT)
Cirkeltachycardie(circus movement) gebruik makend van:
Twee geleidingsbanen:
Ÿ
de AV-knoop:
Ÿ
de accessoire of extra geleidingsbundel(EG): kan enkel retrograad geleiden(concealed pathway):dus ook geen afwijking op ECG tijdens SR;
Of
Ÿ
kan zowel retrograad als antegraad geleiden.
De geleiding over de EG kan snel of traag zijn.
Cirkeltachycardie(circus movement) gebruik makend van:
Ÿ
Antegrade geleiding over de EG geeft een pre-excitatie van de kamers(delta golf).
Ÿ
Is er geen antegrade geleiding over de EG dan is het ECG tijdens SR normal;
Ÿ
Antegrade geleiding over de AV-knoop en retrograde geleiding over EG tijdens de tachycardie=orthodrome re-entry tachycardie. Smalle QRS complexen tijdens de tachycardie mits er geen sprake is van bundeltakblok of aberrantie;
Ÿ
Antegrade geleiding over de EG en retrograde geleiding over de AV-knoop tijdens de tachycardie=antidrome re-entry tachycardie. Brede QRS-complexen tijdens tachycardie(zijn geen smal complex tachycardieën en worden derhalve behandeld bij de pre-excitatie);
Ÿ
Antegrade geleiding over EG en retrograde geleiding over 2de EG tijdens tachycardie=antidrome re-entry tachycardie. Brede QRS-complexen tijdens tachycardie(zijn geen smal complex tachycardieën en worden derhalve behandeld bij de pre-excitatie).
We onderscheiden de volgende tachycardieën. Zie figuur 2
Ÿ
AVRT met snelle EG;
Ÿ
AVRT met trage EG.
Ÿ
AV-re-entry tachycardie(AVRT) met snelle EG. Zie ECG 3 en ECG 4 later.
Ÿ
antegrade geleiding naar kamers over AV-knoop;
Ÿ
Retrograde geleiding naar boezems over EG;
Ÿ
de P zit in vergelijking met typische AVNRT iets verder achter QRS: meestal 0,14 sec achter R, maar RP<PR;
Ÿ
P is meestal negatief II, III, aVF. In andere afl. is dit afhankelijk van de ligging van de EG;
Ÿ
electrical alternans van QRS-complex komt vaak voor. Zie ECG 6 later.
Ÿ
AV-re-entry tachycardie(AVRT) met trage EG. Zie ECG 5 later.
Ÿ
antegrade geleiding naar kamers over AV-knoop;
Ÿ
enkel retrograde geleiding naar boezems over EG(concealed pathway) die meestal postero-septaal is gelegen;
Ÿ
de P zit verder achter QRS: ca. 0,20 sec achter R, RP>PR;
Ÿ
is meestal negatief II, III, aVF(Coumel P) en in meeste precordiale afl.(V3 t/m V6), in V1 vaak positief;
Ÿ
onophoudelijk=incessant tachycardie, deze veroorzaken tachycardiomyopathieën;
Ÿ
anti-aritmica hebben meestal geen effect: meestal RF-ablatie.

ECG 3: een cirkeltachycardie met een snelle retrograde geleiding via een accessoire bundel. We herkennen negatieve P-toppen iets verder achter het QRS-complex in I en aVL. Het RP<PR. Klik op onderstaand ECG om het elektrocardiogram te bekijken van na de conversie.
ECG 4: het ECG na conversie. Er is een duidelijk WPW-patroon herkenbaar. De accessoire bundel is links-lateraal gelegen. We zien nl. een negatieve deltagolf in I, en aVL. Dit verklaart de negatieve P-toppen in I en aVL tijdens de cirkeltachycardie
ECG 5: een cirkeltachycardie met trage retrograde geleiding via een accessoire bundel. Het RP>PR.
ECG 6: een voorbeeld van waarschijnlijk een atriale tachycardie. Er bestaat in dit geval ook een electrical alternans van het QRS-complex.
Non paroxysmale AV Juncional tachycardie. Zie ECG 13, ECG 14 en ECG 15 later.
Wordt eerder veroorzaakt door verhoogde automatie of getriggerde activiteit in de AV-knoop dan door re-entry in de AV-knoop. Het is een zeldzame vorm van supra-ventriculaire tachycardie bij volwassenen. In de volgende gevallen kan een non-paroxysmale AV junctional tachycardie voorkomen:
-in geval van ontstekingen bij de AV-knoop zoals bij recente mitralis- of aortaklep operaties;
-na een hartinfarct;
-digitalisintoxicatie.
We zien:
Ÿ
een smal QRS-complex;
Ÿ
een regelmatig ritme;
Ÿ
een AV-dissociatie kan voorkomen;
Ÿ
een 1:1 VA(retrograde)geleiding wordt eveneens waargenomen;
Ÿ
frog sign of kikkerfenomeen: pulsaties van de vena jugularis als gevolg van de contractie van de boezems tegen gesloten AV-kleppen(bij 1:1 VA geleiding)
ECG 13: een non paroxysmale AV junctional tachycardie. Er bestaat een 1:1 VA(retrograde geleiding). De frequentie ligt rond de 100 sl./min.
ECG 14:elektrocardiogram na beëindiging van de non paroxysmale AV junctional tachycardie
ECG 15: bij deze non paroxysmale AV junctional tachycardie bestaat een AV-dissociatie. We zien een positieve P-top te voorschijn komen na het 2de complex(I, II, III, aVR, aVL en aVF). Er bestaat een rechteras draaiing bij een linker posterior fasciculair blok. De frequentie ligt rond de 100 sl./min.